Diezelfde dag nog boek ik een ticket naar Barbados onder
mijn schuilnaam Gerardus Willem. Ik trek mijn dun-en-lang-maak-pak en grote
kleurrijke sneakers aan en zet mijn halflange blonde pruik op en neem een taxi
naar de luchthaven. Als ik mijn e-ticket en paspoort afgeef bij de incheckbalie
kijkt de baliemedewerker, dhr. Wijngaarde, mij strak aan over zijn leesbril.
Zijn donkere ogen lijken dwars door me heen te kijken. Hij heeft me door denk
ik. Op de een of andere manier weet hij dat ik niet Gerardus Willem ben. “Er
klopt hier iets niet”, zegt hij. Gewend zijnde aan dit soort penibele situaties
raak ik niet in paniek en weet mijn zweetporiƫn dicht te knijpen, ondanks het
super hete dunmaakpak en de halflange blonde pruik die verschrikkelijk in mijn
nek kriebelt. “Ow?”, reageer ik nonchalant. “Op uw ticket staat de naam Dominic
Schmetz, maar uit uw paspoort blijkt nergens dat u Dominic heet, daar staat
alleen maar Gerardus Willem”. Verdomme, in de haast heb ik twee schuilnamen door
elkaar gehaald. Snel verzin ik een onzinverhaal over een suikeroom die deze
vakantie naar Barbados cadeau heeft gedaan. “Eigenlijk heet ik Dominic maar bij
een emigratieprocedure hebben ze alleen gevraagd naar mijn tweede en derde naam.
Per abuis is mijn eerste naam niet in het paspoort terecht gekomen. Mijn oom
kent mij alleen als Dominic.” Wonder
boven wonder lijkt Wiingaarde me gewoon te vertrouwen op mijn blauwe lenzen.
Hij zet een kriebel op mijn ticket en labelt mijn sporttas met wapens.
(Gerardus Willem is schietinstructeur voor de politie.)
Zeven uur later zet ik mijn eerste stappen op Barbados. In
de gouden gids vind ik Watson digi-arts productions. Ik besluit meteen te
kijken wat voor boter we in de kuip hebben en neem een taxi. De uiterst
vriendelijke vrouwelijk chauffeur begint vrijwel direct nadat ik ben ingestapt
met het ingestudeerd oprakelen van een kroniek over Barbados. Omdat ze zich zo
moet concentreren om alles chronologisch te kunnen vertellen binnen de duur van
de rit let ze nauwelijks op de weg. Dit was de eerste keer sinds het begin van
mijn missie dat ik doodsangsten heb uitgestaan. Na een half uur rijden we een
kleine hobbelige holle weg in die uitkomt bij een klassieke koloniale villa te
midden van oeroude bomen. Als de chauffeuse is verdwenen ga ik even op de wind
staan om de ergste zweetplekken te laten drogen. Als ik op de deur klop van de
villa gaat de deur al vanzelf open. Een kleine schans maakt de drempel van de
deur rolstoelvriendelijk. Ik kom meteen in een enorm lange smalle ruimte. Het
einde is zover weg dat ik het nauwelijks kan zien. Het plafond is een meter of
10 hoog. Als ik beter kijk zie ik op de wand tegenover mij in potloodlijntjes
een enorm gedetailleerde onderwaterwereld. In de verschillende onderdelen staan
nummers. Gefascineerd volg ik de gang. Na een tijdje zie ik in de verte een
hoogwerker met daarop een rolstoel, met daarin een oud vrouwtje. Als ik
dichterbij kom zie ik dat ze met grote concentratie en fotografische precisie
de potloodlijntjes inschildert. “Miss Watson?”, vraag ik. Vanaf de hoogwerker
kijkt de oude dame naar beneden en doet haar oortjes van haar Ipod uit. “No, no, I just work here. The
papaya you are looking for is in the garden behind the house.” “The papaya I am
looking for?”. “ Yes, yes, in the garden behind the house.” De oude
kromme vrouw doet haar oortjes weer in en schildert verder. Ik besluit terug te
lopen en als ik buiten kom loop ik naar de achtertuin van het huis. Vrijwel
meteen valt een enorme papayaboom in het oog. In de boom hangt 1 overrijpe
vrucht. Dit zal hem dan wel zijn, denk ik. Op het moment dat ik hem wil plukken
begint de tropische vrucht te praten! “You must bring me to Miami, South Beach, lifeguardpost 36st. Please captain;
it is of great importance that you do so.” Van verbazing weet ik niet
van repliek. Gehoorzaam pluk ik de papaya en stop hem tussen mijn wapens in
mijn sporttas. Ik bel een andere taxi en neem de eerste vlucht naar Miami. Op
het toilet in het vliegtuig plak ik vlak voor de landing mijn gestolen
vingerafdrukfolies op mijn vingertoppen en verwissel mijn linker en rechter
oog. Na de uitgebreide securitychecks op de luchthaven neem ik een bus naar
South Beach.
Als ik aankom bij lifeguardpost 36st haal ik de papaya uit
mijn sporttas. Afgezien van wat donkere plekken lijkt hij nog prima. “We have
arrived”, zeg ik. De papaya opent zijn ogen en vraagt met zielige stem: “please
be so kind and rent us an umbrella and two chairs. Ow, and when you are at it, order two Mojito’s.”
En zo lig ik, eigenlijk nog voor dat ik het besef, op het strand van
Miami en drink samen met een Papaya een Mojito. Na driekwart van mijn drankje,
vraag ik: “Why are we here papaya?”. De papaya kijkt eerst een beetje verdacht
om zich heen. Het lijkt alsof hij wil zeker stellen dat er niemand meeluistert.
Dan leunt hij een beetje naar
me toe en fluistert: In two nights, when the moon is full, you must dig a hole
of 9 feet right under this lifeguardpost. Do you have a pen and paper?”. “Yes”.
“Good. Write this down because you have to bring some stuff and you can’t
afford to forget anything: Five lobsters (live ones), One waveplate 19,6 x 13,1
feet, some fresh grass, a can of peas and an American alligator of 7 years of
age. No go and meet me here after 38 hours.”
Het blijft toch wel spannend, Behalve dat ik niet begrijp hoe gerardus in een rolstoel zich zo onopgemerkt kan voort verplaatsen. invalide mensen zijn altijd de eyecatchers?
BeantwoordenVerwijderen