vrijdag 21 december 2012

IF YOU SCRATCH MY BACK I WILL SCRATCH YOURS!

























CAPTAINS FINAL MISSION BLOG 21.12.12


Tijdens de nacht van de volle maan loop ik met kruiwagen waarin een blik erwten op een neer rolt en waarop een golfplaat ligt bedekt met vers gras over South Beach met een alligator aan een riempje die een metalen emmer in zijn bek heeft waarin 5 kreeften zitten. Aangekomen bij de bewuste lifeguardpost merk ik dat de pratende papaja nergens te bekennen is. Ik haal mijn pioniersschopje uit mijn rugzak en begin zonder te weten wat ik zoek of moet gaan doen te graven. In het begin is het lastig omdat het hutje maar 30 cm boven het zand staat. In het holst van de nacht hoor ik de branding klotsen en graaf in de maanschaduw van het hutje gestaag naar beneden. Rond 3 uur ‘s nachts Lijk ik op een kist te stuiten. Ik heb me al vrij in het begin van het graven volledig uitgekleed omdat ik wil voorkomen dat mijn kleren vol gaan zitten met zand. Spiernaakt schraap ik met mijn handen het laatste zand van het deksel af en trek aan de greep. Zeer soepel gaat de kist open. De kist blijkt geen kist. De kist blijkt een ingang van een ondergrondse tunnel. Ik stop snel de erwten in mijn rugzak en stuur de alligator de tunnel in. De golfplaat met gras krijg ik niet mee naar binnen dus die besluit ik over mijn kuil te leggen. Met de zaklamp-app van mijn telefoon kan ik ongeveer 80 cm voor mij uit verlichten. De staart van de alligator licht mooi op. Inmiddels heb ik het ondanks mijn naaktheid enorm warm. Ik zweet peentjes. Ook bekruipt me een onbehaaglijk gevoel. Vragen als: Waarom kruip ik hier naakt in een tunnel onder south beach in de slipstream van een alligator met een emmer in zijn bek met daarin 5 kreeften en een blik erwten in mijn rugzak?, krijg ik maar niet uit mijn hoofd. Als je dan hierop moet antwoorden dat je gestuurd bent door een pratende papaja begin je serieus aan jezelf te twijfelen. Veel tijd om hierover verder te piekeren wordt mij gelukkig niet gegeven want de alligator stort voor mij in een soort glijbaantunnel naar beneden. Zonder echt na te denken volg ik hem. Face first glijd ik met razend snelheid naar beneden. Mijn piemel wordt roodgloeiend door de wrijving en ik schreeuw het uit alsof ik een openbuikoperatie heb zonder verdoving. Er lijkt geen einde te komen aan de glijbaan en als ik bijna mijn bewust zijn verlies zie ik plots licht, veel licht. Ik knijp mijn ogen dicht. Als ik ze weer open zie ik dat ik in een enorme grot beland ben. De muren zijn rondom mooi gestukt en aan het plafond hangen schitterende kroonluchters. In de verste hoek zie ik een bar en verder staan door de hele ruimte vierkante tafeltjes verdeeld waaraan papajas zitten die allemaal Stratego spelen. De papaja aan de bar wuift naar me. Als ik een beetje twijfelachtig terug wuif begint hij wat drukker te gebaren dat ik naar hem toe moet komen. Bij de bar aangekomen zie ik dat de papaja een grote krulsnor heeft. Dan zegt hij op fluisterende toon: ”Act normal it’s me…” -knipoog- Dan op normale toon: “Welkom sir, what can I get you to drink before you start your first match?”. “First match?”, vraag ik. “Yes, yes ofcourse. The winner will get the box with all the answers.” De papaja met nepsnor wijst naar het middelste vierkante tafeltje waarop een soort souvenierachtig doosje staat. Beplakt met schelpjes en zo.Even later zit ik met een Mojito tegenover een papaja met bril mijn eerste ronde stratego te spelen. Gelukkig is stratego een van mijn favoriete spellen en weet de gebrilde papaja met gemak te verslaan.  Drie dagen later zit ik in de finale. Alle tafeltjes zijn aan de kant geschoven behalve de tafel met het kistje en mijn speeltafel. Beide tafels zijn tegenelkaar geschoven in het midden van de grot. Rondom zitten wel 10 rijen papajas met gespannen gezichten naar ons te kijken. De finalepapaja is een wat oudere heer met gele huid en een paar bruine plekken en rimpels. Met geknepen ogen neemt hij een trek van een sigaar terwijl hij met zijn andere hand de eerste steen in een keer vanaf zijn voorste linie op een van mijn stenen plaatst. Een verkenner dus. “Colonel”, ik moet me bekend maken. Na een paar uur zijn bijna al onze stenen geslagen, maar hebben we beide nog niet de vlag van de tegenstander weten te pakken. Ik zie om mij heen dat het publiek nagelbijtend toekijkt. Doordat ik nog twee verkenners heb die niet gebonden zijn aan een maximale stap. Kan ik uiteindelijk de oude sigarenpapaja buiten spel zetten en met mijn laatste mineur de bommen rondom de vlag van de tegenstander vernietigen. Triomfantelijk springt mijn mineur op de steen waarvan ik zeker weet dat het de vlag is. Een oorverdovend applaus stijgt op uit de grot. Alle papaja’s rennen naar me toe tillen me op en beginnen me omhoog te gooien en op te vangen terwijl ze mijn naam scanderen. “Erikson!, Erikson!, Erikson!” Als het grote enthousiasme een beetje bedaard is krijg ik van de voorzitter van de strategobond van Papaja’s het kiste uitgereikt. “Eindelijk, denk ik bij mezelf, eindelijk, de antwoorden op al mijn vragen”. Met het kistje loop ik naar een rustig hoekje.
Ik open het zilveren slotje en maak de deksel open. In het kistje zit een envelop die ik ook snel open maak. In de envelop zit een briefje. Ik vouw het briefje open en zie in grote letters geschreven met rode watervaste stift: "IF YOU SCRATCH MY BACK, I WILL SCRATCH YOURS" Dan pas zie ik de foto’s op de bodem van het kistje liggen. Foto’s die mijn leven voor altijd veranderden. Uitgeput zak ik in elkaar en laat mijn laatse glas Mojito op de grond vallen. De alligator kruipt naast me als een trouwe hond en likt ondanks de emmer in zijn bek de Mojito van mijn blote onderbeen.

Captain Erikson

vrijdag 14 december 2012

CAPTAINS BLOG 14.12.12


Diezelfde dag nog boek ik een ticket naar Barbados onder mijn schuilnaam Gerardus Willem. Ik trek mijn dun-en-lang-maak-pak en grote kleurrijke sneakers aan en zet mijn halflange blonde pruik op en neem een taxi naar de luchthaven. Als ik mijn e-ticket en paspoort afgeef bij de incheckbalie kijkt de baliemedewerker, dhr. Wijngaarde, mij strak aan over zijn leesbril. Zijn donkere ogen lijken dwars door me heen te kijken. Hij heeft me door denk ik. Op de een of andere manier weet hij dat ik niet Gerardus Willem ben. “Er klopt hier iets niet”, zegt hij. Gewend zijnde aan dit soort penibele situaties raak ik niet in paniek en weet mijn zweetporiĆ«n dicht te knijpen, ondanks het super hete dunmaakpak en de halflange blonde pruik die verschrikkelijk in mijn nek kriebelt. “Ow?”, reageer ik nonchalant. “Op uw ticket staat de naam Dominic Schmetz, maar uit uw paspoort blijkt nergens dat u Dominic heet, daar staat alleen maar Gerardus Willem”. Verdomme, in de haast heb ik twee schuilnamen door elkaar gehaald. Snel verzin ik een onzinverhaal over een suikeroom die deze vakantie naar Barbados cadeau heeft gedaan. “Eigenlijk heet ik Dominic maar bij een emigratieprocedure hebben ze alleen gevraagd naar mijn tweede en derde naam. Per abuis is mijn eerste naam niet in het paspoort terecht gekomen. Mijn oom kent mij alleen als Dominic.”  Wonder boven wonder lijkt Wiingaarde me gewoon te vertrouwen op mijn blauwe lenzen. Hij zet een kriebel op mijn ticket en labelt mijn sporttas met wapens. (Gerardus Willem is schietinstructeur voor de politie.)
Zeven uur later zet ik mijn eerste stappen op Barbados. In de gouden gids vind ik Watson digi-arts productions. Ik besluit meteen te kijken wat voor boter we in de kuip hebben en neem een taxi. De uiterst vriendelijke vrouwelijk chauffeur begint vrijwel direct nadat ik ben ingestapt met het ingestudeerd oprakelen van een kroniek over Barbados. Omdat ze zich zo moet concentreren om alles chronologisch te kunnen vertellen binnen de duur van de rit let ze nauwelijks op de weg. Dit was de eerste keer sinds het begin van mijn missie dat ik doodsangsten heb uitgestaan. Na een half uur rijden we een kleine hobbelige holle weg in die uitkomt bij een klassieke koloniale villa te midden van oeroude bomen. Als de chauffeuse is verdwenen ga ik even op de wind staan om de ergste zweetplekken te laten drogen. Als ik op de deur klop van de villa gaat de deur al vanzelf open. Een kleine schans maakt de drempel van de deur rolstoelvriendelijk. Ik kom meteen in een enorm lange smalle ruimte. Het einde is zover weg dat ik het nauwelijks kan zien. Het plafond is een meter of 10 hoog. Als ik beter kijk zie ik op de wand tegenover mij in potloodlijntjes een enorm gedetailleerde onderwaterwereld. In de verschillende onderdelen staan nummers. Gefascineerd volg ik de gang. Na een tijdje zie ik in de verte een hoogwerker met daarop een rolstoel, met daarin een oud vrouwtje. Als ik dichterbij kom zie ik dat ze met grote concentratie en fotografische precisie de potloodlijntjes inschildert. “Miss Watson?”, vraag ik. Vanaf de hoogwerker kijkt de oude dame naar beneden en doet haar oortjes van haar Ipod uit. “No, no, I just work here. The papaya you are looking for is in the garden behind the house.” “The papaya I am looking for?”. “ Yes, yes, in the garden behind the house.” De oude kromme vrouw doet haar oortjes weer in en schildert verder. Ik besluit terug te lopen en als ik buiten kom loop ik naar de achtertuin van het huis. Vrijwel meteen valt een enorme papayaboom in het oog. In de boom hangt 1 overrijpe vrucht. Dit zal hem dan wel zijn, denk ik. Op het moment dat ik hem wil plukken begint de tropische vrucht te praten! “You must bring me to Miami, South Beach, lifeguardpost 36st. Please captain; it is of great importance that you do so.” Van verbazing weet ik niet van repliek. Gehoorzaam pluk ik de papaya en stop hem tussen mijn wapens in mijn sporttas. Ik bel een andere taxi en neem de eerste vlucht naar Miami. Op het toilet in het vliegtuig plak ik vlak voor de landing mijn gestolen vingerafdrukfolies op mijn vingertoppen en verwissel mijn linker en rechter oog. Na de uitgebreide securitychecks op de luchthaven neem ik een bus naar South Beach.
Als ik aankom bij lifeguardpost 36st haal ik de papaya uit mijn sporttas. Afgezien van wat donkere plekken lijkt hij nog prima. “We have arrived”, zeg ik. De papaya opent zijn ogen en vraagt met zielige stem: “please be so kind and rent us an umbrella and two chairs. Ow, and when you are at it, order two Mojito’s.” En zo lig ik, eigenlijk nog voor dat ik het besef, op het strand van Miami en drink samen met een Papaya een Mojito. Na driekwart van mijn drankje, vraag ik: “Why are we here papaya?”. De papaya kijkt eerst een beetje verdacht om zich heen. Het lijkt alsof hij wil zeker stellen dat er niemand meeluistert. Dan leunt hij een beetje naar me toe en fluistert: In two nights, when the moon is full, you must dig a hole of 9 feet right under this lifeguardpost. Do you have a pen and paper?”. “Yes”. “Good. Write this down because you have to bring some stuff and you can’t afford to forget anything: Five lobsters (live ones), One waveplate 19,6 x 13,1 feet, some fresh grass, a can of peas and an American alligator of 7 years of age. No go and meet me here after 38 hours.”

To be continued…



maandag 3 december 2012

CAPTAINS BLOG 03.12.12


En zo kwamen Marijn en ik aan bij Scuba Lodge. De duikschool zit in een oud koloniaal pand aan de kust. Zo te zien is alles vrij recent opgeknapt naar de wensen van de hedendaagse hippe toerist. Als we de bar in willen lopen klimt net een grote langharige blonde gespierde Hollander van een jaar of 25 uit het zwembadje. Verder zien we een groepje toeristen aan een lange tafel luisteren naar een duikinstructeur. “The first lesson is to keep breading at all times”, hoor ik hem zeggen. “Kan ik jullie helpen?”, vraagt opeens de natte Hollander. Marijn en ik maken hem duidelijk dat wij ook zo’n introductieduik willen. Even later zitten we bij de groep toeristen die Duitsers blijken te zijn en luisteren braaf naar de uitleg van Mark de instructeur. Voor mij is het natuurlijk allemaal gesneden koek. Tot dusver heb ik nog niet kunnen ontdekken waarom Toppenberg ons hier naar toe heeft gestuurd dus laten we het maar even allemaal gebeuren. Na een uur theorie en duikpakken passen vertrekken we in een busje naar de duiklocatie bij Marie Pompoen. Na een paar oefeningen in ondiep water vertrekken we dan echt. Ik doe mijn best om te laten lijken alsof het mijn eerste duik is en ga een beetje onhandig omhoog en omlaag. De tropische onderwaterwereld is van betoverende schoonheid. Diverse soorten koraal bedekken de bodem en daartussen zwemmen heel veel vissen en toeristen. Toch bekruipt me het gevoel dat iets niet klopt. Het is allemaal te mooi. Te gebalanceerd. Wat doe ik hier eigenlijk. Zou Toppenberg me gewoon voor de lol hierheen hebben gestuurd? Ik kijk op mijn klok en zie dat ik nog voor ongeveer 10 minuten zuurstof heb en ik heb nog steeds geen idee wat ik eigenlijk zoek.
Dan opeens duikt een school Barracuda’s op uit de diepte. Hun kwaaie koppen laten geen twijfel bestaan over hun bedoelingen en inderdaad ze vallen meteen de Duitse toeristen aan die voor mijn ogen op gruwelijke wijzen uit elkaar worden gescheurd. Overal kleurt het water rood en ik zie ledematen zweven in het vertroebelde water.
Nee hoor grapje. Ik dacht laat ik het even spannend maken. Maar niks, helemaal niks. Gewoon een saai verhaaltje van een duikles. Met een dikke Duitser die niet kan zinken omdat hij te weinig contragewicht heeft en niet dieper komt dan 30cm en een instructeur die verveelt achteruit zwemt. Terwijl deze gedachten door mijn hoofd gaan en een beetje wegdroom bij de gedachten aan een barracuda attack raakt mijn zwemvin per ongeluk een takje koraal. Normaal gesproken zou het moeten afbreken of stug blijven staan, maar dit takje beweegt elastisch mee. Gefascineerd voel ik aan het takje. Rubber! Ik kijk om me heen of iemand heeft gezien wat ik heb ontdekt. Instructeur Mark zwemt nog steeds verveeld achteruit en de Duitsers en Marijn volgen hem. Ze lijken niet te merken dat ik ben afgedwaald. Ik merk ook dat een paprikavis me heel erg goed in de gaten houdt. Dan zie ik het. Een fractie van een seconde, maar het was er. Het oog van de parikavis sloot en opende heel snel als het diafragma van een camera en daarna schoot de vis weg de diepte in. Ik zet de achtervolging in zo snel als ik kan. Maar de vis gaat op in de massa. Ik zwem nog een eindje in de richting waarin de vis was gevlucht. Ondertussen dwaal ik een flink af van de groep totdat ik plots met mijn hoofd ergens tegen aan bots. Een muur met een gephotoshopte onderwaterwereld blokkeert mijn doorgang. Verbaasd volg ik de muur totdat ik een naad ontdek. Als ik mijn hoofd een beetje draai zie ik een goed gecamoufleerde deurklink zitten. Met een beetje kracht zetten weet ik de deur door het zware water te openen. Als ik er doorheen zwem zie ik een zanderige vlakte met wat afgebroken koraalstenen en twee grijze vissen die verschrikt wegzwemmen. De achterkant van de photoshopmuur is een enorme constructie. Een frame van stalen kolommen en stutten steunt het gevaarte. Ik zie dat de muur in een ronde vorm loopt. Het is enorm en schat dat de omtrek zeker 2 km is. Dan valt me op dat op elk muurpaneel rechtsonder een klein merkje staat. Als ik er dichterbij kom lees ik Watson digi-art productions. Made in Barbados. Na deze ontdekking krijg ik het benauwd. Ik krijg nauwelijks lucht meer. Op mijn metertje zie ik dat mijn zuurstofvoorraad in het rood zit. Zo snel als ik kan zwem ik terug door het deurtje en ga naar boven. Snakkend naar lucht kom ik aan de oppervlakte. De rest van de groep wacht al op me. Ik kan alleen maar denken. Barbados, ik moet naar Barbados.
To be continued…